De bijtelling voor elektrische auto’s is voor veel zakelijke rijders het breekpunt bij de keuze tussen elektrisch en benzine, en juist daar speelt iets belangrijks. Misschien dacht je dat alles in één keer naar 22 procent zou gaan en daarmee klaar, maar dat scenario is van tafel.
De kern: de fiscale rem wordt niet abrupt losgelaten, en dat scheelt zowel geld als keuzestress. Vooral nu de prijs van compacte elektrische modellen nog hoger ligt dan die van vergelijkbare benzineversies is dat een belangrijk detail.
In deze blog lees je wat er verandert, wanneer dat gebeurt, en wat dit in de praktijk voor jou betekent.
Waarom de bijtelling verandert
De politiek heeft het plan om per 2026 alles naar 22 procent te verhogen geschrapt, en dat heeft een duidelijke reden. Als de bijtelling ineens overal even hoog zou worden, zouden elektrische auto’s door hun hogere aanschafprijs sneller zwaarder drukken op je portemonnee dan vergelijkbare benzineauto’s.
Dat voelt niet eerlijk, vooral als je juist elektrisch wilt rijden zonder financiële nadelen. De gekozen route voorkomt dit door het lagere tarief over een deel van de cataloguswaarde te behouden.
Dit is geen cosmetische ingreep, maar een echte buffer. De lagere schijf aan het begin van de cataloguswaarde maakt daadwerkelijk het verschil in maandelijkse lasten.
Hierdoor blijven kleinere elektrische auto’s aantrekkelijker voor zakelijke rijders. Het doel is helder: niet abrupt remmen op de overstap naar elektrisch, maar het gaspedaal gecontroleerd liften.
De regels nu en straks
Op dit moment geldt een tweedeling in de bijtelling voor elektrische auto’s. Over de eerste 30.000 euro van de cataloguswaarde betaal je 17 procent bijtelling, en alles daarboven kost 22 procent. Dit is de basis van waaruit de komende jaren worden aangepast.
Vanaf 2026 verandert vooral het percentage in die lagere schijf. Dan betaal je 18 procent over de eerste 30.000 euro, terwijl je boven die grens 22 procent blijft betalen. De drempel van 30.000 euro blijft gehandhaafd, zodat de opbouw herkenbaar blijft.
In 2027 komt er weer een stapje bij, maar nog steeds niet de grote sprong. Dan betaal je 20 procent over de eerste 30.000 euro en 22 procent daarboven. Met andere woorden: de gunstige voorkant krimpt geleidelijk, niet plotseling.
En ja, er is een eindpunt voorzien. In 2028 is het onderscheid weg en staat de hele bijtelling voor elektrische auto’s op 22 procent. Tot die tijd is er dus een duidelijke glijbaan in plaats van een trap met een hoge eerste trede.
Wat dit betekent voor jouw keuze
De boodschap voor zakelijke rijders is simpel: het voordeel blijft, maar het wordt geleidelijk minder. Dat kan net de ruimte geven om elektrisch te rijden zonder dat je maandelijkse bijtelling te veel stijgt. Zeker als je kiest voor een model waarvan de cataloguswaarde niet ver boven de 30.000 euro uitkomt, is de lagere schijf relevant.
Rij je veel privé met je zakelijke auto, dan zie je elke procent terug in je nettokosten. Het is dus slim om naar de cataloguswaarde te kijken en de impact van de schijfgrens mee te nemen. Een verschil van een paar duizend euro boven of onder die grens maakt meer verschil dan je denkt.
Voor wie twijfelt over de timing: de komende twee jaren zijn gunstiger dan het oorspronkelijke plan. Daarmee blijft een elektrische auto voor veel leaserijders binnen bereik. Je hoeft dus niet hals over kop te beslissen, maar niets doen is ook zonde als je al twijfelde.
Politiek en praktijk in balans
De Tweede Kamer ziet de verhouding tussen aankoopprijs en bijtelling als een cruciale factor. Omdat elektrische auto’s in het kleinere segment vaak duurder zijn dan vergelijkbare benzine-uitvoeringen, zou een gelijk tarief direct scheef uitpakken. Daarom is de opbouw met een lagere schijf bewust in stand gehouden.
Hierin klinkt een praktische gedachte door: maak elektrisch rijden niet onnodig moeilijk op de korte termijn. Zo houd je de instap acceptabel zonder dat alles volledig wordt gesubsidieerd. Het is geen alles-of-nietsbeleid, maar een gecontroleerd afbouwpad.
Deze koers voorkomt een rare paradox: duurzame keuze, hogere last. Dat zou niemand helpen. Door de opbouw per jaar aan te passen, blijft de overgang voorspelbaar en hanteerbaar.
Voorbeelden uit de praktijk
Stel, je hebt je oog laten vallen op een elektrische auto met een cataloguswaarde rond de 30.000 euro. Dan profiteer je nu van 17 procent over dat hele deel en 22 procent pas daarboven. In 2026 verandert dat naar 18 procent over hetzelfde deel en later naar 20 procent in 2027.
Kies je een uitvoering die net boven die 30.000 euro uitkomt, dan gaat elke extra euro daarboven tegen 22 procent mee. Dat maakt het interessant om niet alleen naar opties te kijken, maar ook naar de totale som. Een panoramadak kan ineens een duurdere hobby worden dan je aanvankelijk dacht.
Het spel draait dus niet alleen om de vraag: elektrisch of niet? Het gaat ook om waar je precies landt ten opzichte van de schijfgrens. En ja, dat is rekenwerk, maar wel van de soort die aan het eind van de maand een glimlach oplevert.
Veelgestelde misvattingen
Een hardnekkig idee is dat per 2026 alles in één klap gelijk zou worden getrokken met benzineauto’s. Dat plan lag er, maar is niet doorgezet. In plaats daarvan komt er een stapsgewijze aanpassing met behoud van de lagere schijf.
Ook leeft de gedachte dat elektrisch rijden hierdoor meteen flink duurder wordt. De werkelijkheid is genuanceerder: er blijft een voordeel bestaan, alleen wordt het kleiner. Je kunt het zien als een langzaam dichtdraaiende kraan in plaats van een directe afsluiting.
Is het dan wachten tot 2028 om te beslissen? Niet per se. De tussenliggende jaren bieden juist speelruimte om de beste mix van prijs, uitvoering en bijtelling te vinden.
Slim kiezen zonder rekenhoofdpijn
Zo pak je het praktisch aan:
- Bepaal je gewenste cataloguswaarde en vergelijk deze met de 30.000 euro-grens.
- Check het bijtellingspercentage dat geldt in het jaar waarin je instapt.
- Weeg opties af op hun echte impact boven de schijfgrens, niet alleen op emotie.
Kleine tip voor de mindset: onderhandelen of opties schrappen voelt soms als inleveren, maar een paar slimme keuzes houden je maandlasten strak. Een deal die meer op een gedwongen huwelijk lijkt? Dat belooft niet veel goeds, dus houd de regie.
Wat verandert er per jaar
De lijn is helder en overzichtelijk, zodat je niet verdwaalt in details. Nu: 17 procent over de eerste 30.000 euro en 22 procent daarboven. In 2026: 18 procent over datzelfde deel, met 22 procent erboven.
In 2027 schuift de ondergrens door naar 20 procent over de eerste 30.000 euro. De rest blijft 22 procent. Per 2028 is de hele bijtelling voor elektrische auto’s 22 procent en is het onderscheid weg.
Kortom, het voordeel slinkt langzaam. Maar het is er nog, en twee jaar langer dan je misschien dacht. Onder de streep helpt dat om de overstap naar elektrisch behapbaar te houden, zonder dat je jezelf op kosten jaagt.
FAQ
Blijft de bijtelling voor elektrische auto’s in 2026 lager dan die voor benzineauto’s?
Ja, in 2026 geldt 18 procent over de eerste 30.000 euro van de cataloguswaarde voor een elektrische auto en 22 procent voor elke euro daarboven.
Wat zijn de bijtellingspercentages voor elektrische auto’s in 2027?
In 2027 betaal je 20 procent over de eerste 30.000 euro en 22 procent over het deel daarboven.
Wanneer wordt de volledige bijtelling voor elektrische auto’s 22 procent?
Vanaf 2028 geldt 22 procent over de volledige cataloguswaarde van elektrische auto’s.
Waarom is het plan om in 2026 alles op 22 procent te zetten aangepast?
Omdat elektrische auto’s vaak duurder zijn in aanschaf dan vergelijkbare benzineauto’s, zou een directe gelijkstelling ze relatief zwaarder belasten. Daarom blijft een lagere schijf bestaan.
Hoe werkt de huidige bijtelling voor elektrische auto’s precies?
Op dit moment betaal je 17 procent over de eerste 30.000 euro van de cataloguswaarde van een elektrische auto en 22 procent voor elke euro daarboven.
Bron: AutoWeek
